Deze lessen zijn bedoeld voor de studenten van de opleiding Social work.
Opleiding Social Work.
Terug naar overzicht
----------
Rouwproces (theorie).
Deze theorie kan gebruikt worden bij de les “Schokkende levensgebeurtenissen”.
Het rouwproces verloopt meestal in elkaar opvolgende fasen. Natuurlijk kunnen deze door elkaar heen lopen en worden overgeslagen. Ook de duur ervan kan sterk verschillen.
Fase 1: De eerste fase bestaat vaak uit: ongeloof, verbijstering en ontkenning. Het dringt niet door wat er gebeurd is. Je kunt zelfs in ‘shock’ raken.
Fase 2: Als het verlies doordringt, brengt het gebeurde allerlei emoties teweeg, zoals verdriet, angst en woede. Je voelt je onzeker, onveilig en in verwarring.
Fase 3: De verwerking gebeurt geleidelijk. Gevoelens van ontkenning en herbeleving, verdriet en dofheid wisselen elkaar af. Lichamelijk krijg je misschien wel last van een gebrek aan eetlust en slaap, en een gevoel van uitputting. Ook bent je wat meer in jezelf gekeerd. Je irriteert je aan anderen, die naar jouw idee ‘makkelijk praten hebben’. Na verloop van tijd ontstaat toch een zekere berusting.
Fase 4: De fase van herstel breekt aan. Je pakt de draad weer op, gaat je leven opnieuw organiseren. De herinneringen aan de overledene zijn nu minder pijnlijk.
Ontstaan
Rouwen is een gezonde reactie op verlies. Het is een manier om een schok te boven te komen en je aan te passen aan een veranderde situatie. Rouwen wordt een probleem, als het je belemmert in plaats van verder helpt. Je voelt bijvoorbeeld alleen maar woede, en geen verdriet. Er zit geen ontwikkeling in het proces. Of je stelt de rouw uit tot het moment dat een andere gebeurtenis het proces in alle hevigheid oproept. In dat soort situaties kunnen er verschijnselen optreden, die lijken op een depressie, zoals moeite hebben met slapen en concentreren, geen interesse hebben in de buitenwereld en moe of prikkelbaar zijn.
Rouwen per leeftijdsfasen:
- Kinderen tot 3 jaar
Heel kleine kinderen tot ongeveer 3 jaar hebben geen echt besef van de dood.
Ze kennen nog geen onderscheid tussen levende en niet-levende dingen. Wel zijn ze bang gescheiden te worden van degenen die hen met liefde en warmte omringen. Ze voelen wat verlies is en lijden daar ook onder. De kleintjes gaan nog met een heel natuurlijke manier met de dood om. Volwassenen schrikken hier soms van omdat zij die natuurlijkheid missen. Van angst voor de dode is nog geen sprake.
- Kinderen van 3 tot 6 jaar
Kinderen van 3 tot 6 jaar kennen het verschil tussen leven en dood. Ze gebruiken het woord 'Dood' in hun gesprekjes en hun spel: "Jij bent dood, je moet blijven liggen!" Ze weten echter nog niet precies wat dood zijn betekent. Voor hen is 'Dood' iets tijdelijks, een soort slaap waarbij de dode niet meer kan zien of bewegen. Ze beginnen te beseffen dat dood en verdriet met elkaar te maken hebben maar voelen nog geen angst voor de dood.
Kinderen van deze leeftijd denken vaak dat leven en dood elkaar afwisselen.
Het lijkt dat zij het de gewoonste zaak van de wereld vinden dat een dierbaar iemand is gestorven. Een vierjarige kan een dag na de begrafenis bijvoorbeeld vragen wanneer de overledene weer terugkomt, om vervolgens diep geschokt te zijn als blijkt dat de betreffende persoon nooit meer terugkomt. Kinderen in deze leeftijd tonen grote belangstelling voor de lichamelijke en biologische kanten van de dood: "Kan hij niet meer lopen?", "Kan hij nog wat horen als ik iets zeg?" Ze blijven vragen stellen, soms tot vervelends toe: "Wordt hij nu niet vies in de grond?", "Heeft hij nou geen honger in het graf?"
- Kinderen van 6 tot 9 jaar
Bij kinderen van 6 tot 9 jaar begint het besef door te dringen dat de dood onomkeerbaar is, onherroepelijk en definitief. Wat het definitieve einde precies inhoudt, begrijpen ze echter nog niet en dat maakt het voor hen erg verwarrend en beangstigend. Ook beseffen ze aanvankelijk nog niet dat de dood onvermijdelijk is en iedereen overkomt. Zo kan een achtjarige aan haar vader vragen haar te begraven als ze dood is. Ze realiseert zich nog niet dat haar vader (waarschijnlijk zelfs eerder) ook dood gaat.
Het groeiende besef dat ook mensen van wie je houdt dood kunnen gaan, zorgt voor
emotionele veranderingen die soms gepaard gaan met angst: "Kom je nog terug?"
Op deze leeftijd krijgen kinderen belangstelling voor de uiterlijkheden die bij een sterfgeval horen zoals de kist, de begrafenis, de crematie en het kerkhof.
Ze interesseren zich ook voor wat er na de dood gebeurt. Als oorzaak voor doodgaan geven ze vaak externe verklaringen. Als hen gevraagd wordt waarom mensen dood gaan, antwoorden ze: "Omdat ze vergiftigd worden", "Wanneer ze een ongeluk krijgen" of "Als ze uit een vliegtuigvallen". Een uitzondering vormen kinderen die in hun omgeving met dood te maken hebben gehad, zij hebben een reëler beeld van het gebeuren.
De vragen die kinderen in deze leeftijd vaak stellen komen op volwassenen soms erg nuchter over: "Waarom heeft Bram een bril op, hij kan toch niets meer zien?", "Wordt zijn bril ook verbrand?" Kinderen van deze leeftijd zijn kwetsbaar omdat ze weliswaar de betekenis van de dood kunnen begrijpen, maar nog niet in staat zijn met alle implicaties om te gaan.
- Kinderen van 9 tot 12 jaar
Kinderen uit de bovenbouw weten dat dieren, mensen en planten leven en dat alles wat leeft eenmaal dood gaat. Op de vraag waarom mensen dood gaan noemen ze voornamelijk fysieke oorzaken: "Ze krijgen kanker", "Omdat ze oud zijn" of "Omdat ze een hartaanval krijgen." Een enkel wijsneusje zal ook niet-concrete oorzaken noemen zoals: "Iedereen moet sterven", "God roept je bij zich" of "De wereld wordt anders te klein." Kinderen van deze leeftijd zijn minder afhankelijk van volwassenen. Ze willen dan ook niet altijd aandacht vragen voor hun verdriet. Ze proberen er zelf mee klaar te komen, ook om niet kinderachtig te lijken. Maar omdat de gevoelens er toch uit moeten, vertonen ze soms lastig en opstandig gedrag.
- Kinderen van 12 jaar en ouder
De onvermijdelijkheid en universaliteit van de dood dringen door wanneer kinderen de tienerleeftijd hebben bereikt. Hun intellectuele vaardigheden zijn dan zo ver ontwikkeld dat ze de dood zien als het onvermijdelijke einde van het leven.
De persoonlijke en emotionele afstand zijn echter nog groot. Het kan iedereen overkomen, behalve mensen in de eigen omgeving. Maar dat verandert drastisch als ze te maken krijgen met het sterven van een groepsgenoot. Juist jongeren worden diep geraakt wanneer de dood in hun nabije omgeving toeslaat.
Ze zijn in een fase waarin ze vraagtekens zetten bij het leven. Ze vragen zich af wat de zin van het leven is: "Waarom en waarvoor zijn we op aarde?" Een confrontatie met de dood maakt dat de vragen en soms ook de verwarring rondom het leven en de dood toenemen.
Terug naar overzicht
Contact via info@feelwelcome.eu