Achtergrond informatie over Evert van den Akker.
Terug naar overzicht
----------
School en werkervaring.
Leren en werken als rode draad door mijn leven.
Van kinds af aan wilde ik banketbakker worden. Dit is begonnen met de zomervakanties die wij als gezin meestal in Egmond aan zee doorbrachten. Iedere ochtend ging ik als ventje van een jaar of 6 in de plaatselijke bakkerij kijken en dat maakte veel indruk op mij. Ik was blij als er tompoezen gemaakt werden, want dan kreeg ik de kleine stukjes die afgesneden werden. Ook kwam ik altijd thuis met een zak vol koekkruimels. Thuis mocht ik vaak op zondag de toetjes maken voor het avondeten. Saroma pudding met Klop Klop (goedkope versie van slagroom) was mijn specialiteit. Rond mijn 9 ͤ hielp ik al mee met salades en hapjes maken voor feesten en partijen, en op verjaardagen was ik meestal in de keuken te vinden. Ik verdiende als kind mijn zakcentjes door bij de kruidenier flessen te sorteren en de melkboer te helpen, die met een kar (een stalen hond) rond de deuren ging (een voorloper van de SRV man en hier heb ik op mijn 10e zware shag leren roken). Aan het einde van de zesde klas moest er een schoolkeuze gemaakt worden, voor mij was het duidelijke “De banketbakkersschool”. Mijn ouders hadden daar andere ideeën over, die vonden de MULO beter voor mijn toekomst, want een leven als bakker sprak niet echt tot hun verbeelding. Mijn moeder was vroeger verpleegster geweest en burgemeestersdochter. Mijn vader is opgegroeid in Hillegersberg, een wijk in Rotterdam van “stand”. Hij had jaren een eigen zaak, kocht van over de hele wereld granen in en verkocht die dan aan grote meelfabrieken in Nederland. Het was een kantoorbaan en met regelmaat ging hij naar de beurs in Rotterdam en Utrecht.
Van een schoolkeuze was geen sprake want ik moest naar de MULO (mijn vader zat in het schoolbestuur!!!!), wat een drama. Het eerste jaar deed bleef ik zitten en het jaar erna mocht ik naar de tweede klas. Toen ik weer bleef zitten, leek het mijn ouder beter dat ik naar de banketbakkersschool ging. Twee jaar voltijd naar school en daarna 2 jaar in het leerlingwezen. Dat hield in, 5 dagen werken en drie avonden naar school. De school lag naast het Kasteel in Spangen (Potgieterstraat) en ik had daar de tijd van mijn leven. Na twee jaar ging ik werken bij bakkerij Ammerlaan in Schiebroek, en 3 avonden in de week op de brommer naar school. Op mijn 18e werd ik afgekeurd als banketbakker door rugproblemen (ziekte van Scheuermann). Na het revalideren in de Adrianastichting (gipsbed en gipskorset) ben ik als telefonisch verkoper bij Van der Meer en Schoep gaan werken (brood en banketfabriek met 1000 man personeel). Na twee jaar “promoveerde” ik tot arbeidsanalist en kwaliteitscontroleur en ging van kantoor naar de bakkerij (fabriek). Ik had status omdat ik tot de “Witte jassen” hoorde, anders dan kantoorklerken en de bakkers. Die status gaf mij een dubbel gevoel, want ik had niet de behoefte om “boven” mensen te staan.
Naast mijn werk was ik lid van voetbalvereniging Unicum en omdat ik vanwege mijn rug niet meer kon voetballen was ik jeugdtrainer geworden. Ik nam een keer een groep over van iemand en het scheen dat daar wat “moeilijke jongens” in zaten (kreeg ik te horen). Het bleek dat die jongens in een internaat woonden (August Hermann Francke-Huis in Schiebroek) en zij nodigden mij uit om een bakkie te komen doen. De sfeer sprak mij enorm aan en uiteindelijk ben ik daar gaan werken, tot groot verdriet (later niet meer) van mijn vader. Voor deze baan moest ik al mijn vrije tijd inleveren omdat ik 24/7 op de woongroep moest zijn, daar stond tegenover dat je geen schooldiploma’s hoefde te hebben (kiek aan). Er werd gewerkt volgens de Browndale methodiek, wat o.a. inhield dat je een relatie met de kinderen aanging. In de jaren dat ik daar gewerkte (1975-1979) heb ik veel geleerd (ook hoe dingen niet moeten). Het was een bijzondere wereld die afgesloten was van de rest, daar heb ik een stagiaire ontmoet waar ik later mee getrouwd ben. Het werken/leven met de jongeren vond ik super en het ging mij ook goed af waarop mijn baas mij adviseerde om naast mijn werk naar school te gaan. Op mijn eerste toelatingsexamen voor het MBO zakte ik op 2 punten en bij de herkansing kwam ik 1 punt te kort. Einde oefening dacht ik, maar nadat ik een zeer emotionele motivatiebrief had geschreven ben ik toch aangenomen (1979) op de Sociale Academie in Rotterdam. In het laatste jaar van mijn opleiding ben ik van baan verandert en gaan werken bij de Stichting Jeugdbegeleiding in Delft (woongroep met 8 jongeren van 15 tot 20 jaar die vanuit justitie geplaatst werden). De banen lagen voor mij in die tijd voor het oprapen want 4 ½ jaar ervaring in het Francke-huis deed veel deuren open. Tijdens mijn werk in Delft heb ik mijn diploma gehaald (1982) en begin jaren tachtig ben ik met mijn vriendin Ria naar Hoogeveen verhuisd en daar samen getrouwd. Ik ben als meewerkend teamleider gaan werken bij De Eik in Slagharen, dit was een woonvorm voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. Na 2½ jaar ging de Eik verhuizen naar Oldenzaal en omdat ik het gevoel had dat ik mij daar niet verder kon ontwikkelen ben overgestapt naar het kinder- en jeugdpsychiatrisch ziekenhuis de Ruyterstee in Smilde. Qua functie leek het een stap terug omdat het teamleiderschap eraf ging. Ik zag het als een kans mij verder te ontwikkelen want het (fulltime) werken op de groep was op HBO niveau. Ik kreeg het vooruitzicht dat ik na een jaar werken de HBO opleiding kon gaan doen. We hadden inmiddels een dochter en zijn toen verhuisd van Hoogeveen naar Oosterwolde in Friesland. Tijdens mijn HBO IW opleiding aan de Rijkshogeschool Groningen en het werken op de groep kreeg ik veel informatie over bv. psychiatrische ziektebeelden. De laatste 2 jaar heb ik op crisis/gesloten groepen gewerkt. Op mijn 39e jaar haalde ik mijn HBO diploma en in combinatie met mijn werkervaring had ik veel geleerd.
Intussen hadden we een gezin met 3 kinderen en waren we uitgekeken op Oosterwolde, het dorp had te weinig mogelijkheden voor onze kinderen.
In 1994 heb ik een klein jaar op ’t Wezeveld in Twello gewerkt. Ik was hier niet op mijn plek en heb ontslag genomen. Bij mijn ontslag heb ik geld voor een studie afgedwongen omdat bij mijn sollicitatie de werksituatie anders was voorgespiegeld dan dat het in werkelijkheid was. Dit had onder andere te maken met een overname van ’t Wezeveld door de Hoenderloo groep. Na mijn ontslag ben ik met een docentenopleiding begonnen en daarnaast werkte ik voor "de oplossing" als beroeps invalkracht. Dit hield in dat ik door het hele land op verschillende werkplek inviel. In de kinderopvang, TBS klinieken, volwassen psychiatrie en nog andere werksoorten heb ik in een paar maanden veel ervaringen opgedaan. Vanuit dit invalwerk heb ik een vast baan gekregen bij Groot Emaus in Ermelo. Hier werkte ik op een buitenunit met jongeren in de leeftijd van 17 tot 23 jaar met gedragsproblemen en een licht verstandelijke beperking. De jongeren werden begeleid in verschillende fases naar zelfstandig wonen. Intussen ging ik drie avonden in de week naar Pedagogische Hogeschool in Leeuwarden en deed mijn eerste stage aan het Friesland College. Ik haalde mijn diploma in 1995 als bevoegd docent voor het MBO. Naast het werken op de groep kon ik uren inleveren om ervaring op te doen als (vak)docent. Ik merkte dat studenten (aankomende woonbegeleiders) het fijn vonden om les te krijgen van iemand die ook op de groep werkt. Ik kon mijn ervaring prima kwijt en mij bekwamen in het lesgegeven. In 2001 kreeg ik van het Randmeer College (nu Landstede) een vaste aanstelling als docent en kon ik na 27 jaar het onregelmatige werk vaarwel zeggen.
Dit was voor mij een uitkomst omdat ik intussen co-ouderschap (gescheiden in 2001) had van onze drie kinderen.
Tot mijn pensioen in 2018 heb ik bij Landstede aan verschillende opleidingen les gegeven {SPW, Jeugdzorg en de Entreeopleiding (niveau 1)}. Daarnaast werd ik bij Landstede in 2006 coördinator internationalisering en ben ik een relatie met Finland gestart (apart beschreven op de site). In 2013 kwam ik via een workshop bij Landstede, in contact met één van de oprichters van stichting IMMI uit Kampen. IMMI ondersteunt en helpt mensen waar nodig en doet dit op hun eigen bijzondere wijze namelijk “er zijn voor de ander”. Hij nodigde mij uit om wanneer ik er aan toe was, bij de “familie” te komen. Vanaf 2018 heb ik gehoor gegeven aan deze uitnodiging en werk/leef ik nu vol passie en plezier als woonbegeleider voor IMMI.
Terug naar overzicht
Contact via info@feelwelcome.eu