Feel welcome
 

Achtergrond informatie over Evert van den Akker.


Terug naar overzicht

----------

Lagere school.

Net als iedere kleuter ging ik van mijn vierde tot mijn zesde jaar naar de kleuterschool. Knippen, plakken, (buiten)spelen en wandelen zijn de activiteiten die ik mij daar nog van herinner.
Aansluitend naar de eerste klas van de lagere school. Ik was een “vroegere leerling”, dit betekende dat ik met kinderen in de klas zat die een jaar ouder waren dan mij. Ik ben geboren op 13 september en als ik in oktober geboren zou zijn, dan zou ik een jaar later naar school zijn gegaan. Ik zat op de Groen van Prinstererschool aan de Molenvijver in Rotterdam Schiebroek. In de eerste klas heb ik van mevrouw Boot mijn eerste straf gekregen. We gingen altijd danken aan het einde van de schooldag en uiteraard moest dit met “ gevouwen handjes en gesloten oogjes”. Voor het bidden had ik overtrekpapier dubbel gevouwen en was daar op gaan zitten. Dit papier gebruik je bij de taalles om letters over te schrijven en het kraakte enorm. Omdat ik (toen al) niet stil kon zitten, kraakte het onder mij. Stiekem keek ik door mijn geknepen oogjes in de rondte en tot mijn grote schrik keek ik de juf mij recht in de ogen. Na het heilige “Amen” dat zij na het gebed uitsprak, kreeg ik te horen dat ik moest nablijven. Zo zielig, een jongetje van 6 die door een ongelukkige situatie, van zijn vrijheid werd beroofd. Maar goed de toon was gezet want tot mijn 15e jaar heb ik geleerd welke straffen er zoal op school zijn. Schoolplein vegen, nablijven, strafregels schrijven, naar de hoofdmeester, voor de klas of in de hoek staan, op de gang, lokaal opruimen, pak slaag, met de liniaal op je handen, is een kleine greep uit het Onderwijs Straf Boek.

In de derde klas was er één juffrouw die mij kon motiveren en waar ik hard bij werkte. Aan het begin van de les beloofde zij dat als we hard zouden werken en er aan het einde van de les tijd over zou zijn om voor te lezen uit “Pinkeltje” van Dick Laan. Meer was niet nodig om mij in beweging te krijgen want er kwam bijna rook van mijn kroonpennetje af met het vooruitzicht “Pinkeltje”, in die tijd mijn held. Jammer dat er later geen leerkrachten zijn geweest die vaker mijn motivatieknopje konden vinden, wie weet wat het dan was geworden met mij.

Terwijl ik dit aan het schrijven ben, ligt mijn rapport van de lagere school naast mij en valt op dat ik met lezen, schrijven en vooral vaderlandse geschiedenis, beperkte talenten heb. Rekenen, aardrijkskunde en gymnastiek scoren beter. School was niet zo mijn ding, buiten spelen en kattenkwaad uithalen ging mij veel beter af.

Als knikkeren en vechten op het schoolplein op het rapport hadden gestaan, had ik mogelijk toch nog wat goede cijfers gehad. Knikkeren was geweldig vooral omdat ik een trucje had om met klei onder mijn schoenen knikkers te kunnen pikken bij niet oplettend kindertjes.
Vechten op school(plein) was een bijzondere bezigheid voor mij. Ik was de één na kleinste van de klas (Jan Max was kleiner), maar was water vlug en sterk in mijn benen. Vechten was ook iets waar ik goed in was en had ik een aardige reputatie opgebouwd. Vechten op het schoolplein stond garant voor een hoop publiek, meestal een hele kring leerlingen om de vechtende jongens heen, om aan te moedigen. Zat iemand eenmaal tussen mijn benen geklemd dan was het maar beter om je over te geven. Anders gezegd je vroeg dan aan de overwinnaar om genade. Meestal, voordat de vechtpartij was beslist werden wij al aan onze haren of kleren de school in gesleurd door één van de hoofdmeesters.
In klas 6 was voor mij een van de mooiste momenten als school nog niet begonnen was. Op het veldje voor de school hadden wij spelletje genaamd “paardje rijden”. Het was de bedoeling dat je bij iemand op zijn rug ging zitten en zo lang mogelijk op diegene zijn rug bleef. De winnaar was het koppel dat op het laatste alleen overeind bleef. Ik was een klein en licht ventje en de grootste en stoerste jongens stonden op mij te wachten en riepen mijn naam als ze mij van verre aan zagen komen. “Evert kom je bij mij, Evert kom a.u.b. op mij rug”. Hoe je gewicht en je lengte je populair kunnen maken had ik ontdekt. Klein maar fijn en eerlijk gezegd had ik er meer voor dan nadelen van dat ik klein was.
Rond mijn negende jaar kreeg ik interesse voor het eten koken en thuis mocht ik vaak mijn moeder helpen op zondag met het toetjes klaar te maken. Mijn droom is toen ontstaan om banketbakker te willen worden. Vooral toen ik een keer met mijn vader meeging naar ome Leen die in Schiedam een eigen bakkerij had, was ik helemaal om.
Einde klas zes werden de adviezen aan de ouders gegeven voor de vervolgopleiding van hun kind. Ik had dat niet nodig want wilde natuurlijk naar de banketbakkersschool. Advies dat mijn ouders van school kregen was de MULO. Wat ben ik boos geweest en wat nam ik dit mijn ouders kwalijk. Vast en zeker hadden zij het beste met mij voor, maar jaren lang heb ik dit anders ervaren.
De MULO was ook één groot drama voor mij. Hier is mijn gevoel als loser, sukkel en domoor enorm versterkt.
Ik heb weleens gedacht: wat als er vroeger onderzoeken waren gedaan bij mij voor Autisme, ADD, ADHD, Dyslexie of weet ook niet allemaal……….. Maar goed dat hadden ze toen niet. En wat als de leerplichtambtenaar toen had bestaan, brrrrrrrrr.



Terug naar overzicht